Opgestarte budgetten
Grafiek: aandeel opgestarte en niet-opgestarte nieuwe budgethouders in de periode 1 augustus 2022 t.e.m. 31 januari 2023
In dit halfjaarverslag rapporteren we over de opgestarte budgethouders enigszins anders dan de voorgaande jaren. Het VAPH stelde namelijk vast dat een deel van de ter beschikking gestelde budgetten zich op het rapporteringsmoment nog in de opstartperiode van vier maanden bevond. Daarom werd de periode waarover het VAPH rapporteert wat de opstart van budgetten betreft wat bijgestuurd. We rapporteren over budgetten die ter beschikking gesteld werden in de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 januari 2023. Zo vangen we niet enkel de opstartperiode van 4 maanden op, maar ook een verlengde opstartperiode indien er sprake zou zijn van overmacht.
De meeste van de nieuwe budgethouders (98,69 %) zijn gestart. Voor 1,31 % geldt dat ze niet zijn gestart met de besteding van hun budget.
Niet-gestarte budgethouders
Het aandeel mensen dat niet opstart ligt lager dan in de vorige rapporteringsperiodes het geval was. Ongeveer twee derde van de niet-gestarte budgetten, werd niet binnen de opstarttermijn gestart (62,50 %). Het persoonsvolgend budget werd in die gevallen dan ook om die reden stopgezet. Daarnaast zien we onder de niet-gestarten ook een aantal dossiers met een terbeschikkingstelling met terugwerkende, waardoor de opstarttermijn eigenlijk nog lopende is. Die dossiers worden door het VAPH opgevolgd.
Gestarte budgetten
Van de personen die startten met het persoonsvolgende budget, startte 99,59 % binnen 4 maanden. 80,60 % van de startende budgethouders startte zelfs binnen 2 maanden na de terbeschikkingstelling. Voor 0,41 % van de budgethouders geldt dat ze pas na 4 maanden startten. Daar speelt vaak een reden van overmacht, zoals een lange ziekenhuisopname.
Hoe volgt het VAPH de opstart op?
Wie een persoonsvolgend budget ter beschikking gesteld krijgt, heeft vier maanden tijd om te starten met het besteden ervan. Het VAPH volgt dat nauwgezet op en contacteert na ongeveer twee maanden de nieuwe budgethouders voor wie nog geen overeenkomst werd geregistreerd.
Als uit de contactname blijkt dat de budgethouder problemen ondervindt om de geschikte ondersteuning te vinden en de besteding te starten, dan kan het VAPH die doorverwijzen naar een bijstandsorganisatie. Indien nodig kan er na contact met een bijstandsorganisatie intensieve bemiddeling aangevraagd worden bij het VAPH. Lukt het echt niet om op te starten binnen de vooropgestelde vier maanden, maar heeft de budgethouder wel de nodige stappen daartoe ondernomen, dan kan een eenmalige verlenging van opnieuw vier maanden worden toegestaan.
Als ook die periode verstreken is zonder opstart van het budget, wordt de terbeschikkingstelling gestopt.